Japanse cijfers
- ichi = 1
- ni = 2
- san = 3
- shi = 4
- go = 5
- roku = 6
- shichi = 7
- hachi = 8
- ku = 9
- ju = 10
Japanse benaming lichaamsdelen
In Aikido wordt er enkel een witte gordel gedragen tot je de zwarte gordel behaalt. Er is alleen een witte of een zwarte gordel. Wel is er nog een onderscheid wie een hakama draagt en wie niet. (Een hakama is een, meestal zwarte, broekrok die je mag dragen als je reeds de nodige ervaring hebt)
We spreken over een “dan-graad” vanaf het moment dat iemand zijn zwarte gordel behaalt heeft

- 1e dan = Shodan = zwarte gordel
- 2e dan = Nidan = een 2e graad zwarte gordel
- 3e dan = Sandan = een 3e graad zwarte gordel
- 4e dan = Yodan = een 4e graad zwarte gordel (dit is het laatste examen)
- 5e dan = godan = een 5e graad zwarte gordel (vanaf hier tellen je verdiensten in het algemeen)
- 6e dan = Rokudan = een 6e graad zwarte gordel
- 7e dan = Shichidan = een 7e graad zwarte gordel
- 8e dan = Hachidan = een 8e graad zwarte gordel
- 9e dan = Kudan = een 9e graad zwarte gordel
- 10e dan = Judan = een 10e graad zwarte gordel (en tevens de allerhoogst bereikbare graad; bv. Tohei of Shirata Sensei)
We gebruiken 3 verschillende wapens in Aikido, al trainen we er niet noodzakelijk elke training mee.

Deze wapens zijn:
Een Jo: Dit is een houten stok met een lengte die te meten is vanaf de grond tot aan je plexus/borstbeen.
Een Bokken: Dit is een houten Samoerai zwaard dat vroeger diende om veilig te oefenen waardoor je je zwaardvechten kon verbeteren.
Een Tanto: Dit is een houten mes waarmee we soms werken om een aanval met een mes de baas te kunnen.
Japanse Woordenlijst
De vetgedrukte termen dienen zeker gekend te zijn. Ze worden in de les herhaaldelijk gebruikt. Als je ze nog niet kent of vergeten bent bekijk dan nog eens onderstaande lijst.
A
Ai hanmi: Elkaar met dezelfde hand aan de pols grijpen (dus bv beide met de rechterhand)
Ai hanmi katate dori: aanval waarbij Tori en Uke elkaar vast nemen aan de pols met dezelfde zijde. (bv beide met de rechterhand) = Katatekosatori
Aikikai: De grootste aikido organisatie.
B
Bokken: (uitgesproken met de nadruk op “ken” en wel eens foutief als “boken” geschreven) Een houten gekromd zwaard dat de Samoerai gebruikten om mee te oefenen in plaats van een Katana.
C
Chudan: natuurlijke, centrale handpositie. (naar de buik)
Chudan tsuki
D
Dan: graad van zwarte band (je kan dus pas over een “dangraad” spreken vanaf het moment dat iemand zijn zwarte gordel behaalt heeft)
Dojo: School, oefenzaal, trainingshal. De plaats waar er getraind wordt en die daartoe uitgerust is.
Domo arigato gozai masu: Dank u (tegenwoordige tijd)
Domo arigato gozai mashita: Dank u (beleefdere vorm, gezegd bij het einde van de les en in de verleden tijd) (klemtoon ligt op “ta”, hoe luider, hoe beleefder)
Dori: Vastgrijpen, nemen, vasthouden.
Doshu: Grootmeester, iemand die de weg toont. De hoogste positie in de Aikikai. Nu is dit Morihei’s kleinzoon.
Dozo: ga je gang!
E
Eri dori: uke achteraan aan de kraag grijpen met 1 hand.
F
Fukishidoin: Leraar van het eerst niveau.
Funakogi Undo: roeibewegin
G
Gi: Het wit pak dat men in aikido en andere vechtsporten draagt (in Lumburg wel eens verkeerdelijk kimono genoemd).
Gyaku hanmi: Elkaar met de tegengestelde hand aan de pols grijpen (dus bv Tori met de rechterhand en uke met de linkerhand.)
Gyaku hanmi katate dori: Elkaar met de tegengestelde hand aan de pols grijpen (dus bv Tori met de rechterhand en uke met de linkerhand.)
H
Hai: ja
Hakama: broekrok; bij Aikido in principe zwart van kleur; in Japan krijg je deze uitgereikt na het behalen van je zwarte gordel. In Europa veelal uitgedeeld na het behalen van je ”groene” gordel. (we dragen enkel een witte of zwarte gordel; de graden zijn vergelijkbaar met de kleuren)
Hanmi no kamae: Rechtstaan houding waarbij één voet vooraan staat.
Hanmi Hantachi Waza:
Technieken waarbij één rechtstaand (uke) en de ander (Tori) zittend werkt.
Hakamakai: black belt association …
Happo undo: ikkyo undo in acht richtingen.
Hiji dori: Het grijpen van de ellebogen. (niet! de mouwen)
Hombu dojo: de oefenruimte van het hoofdkwartier. De hoofddojo van de Aikikai organisatie, gelegen in de Shimjuku wijk in Tokyo.
I
Iriminage
J
Jiyuwaza: vrij werken
Jo: een houten stok waarbij de lengte die is gemeten vanaf de grond tot aan je plexus (= middenpunt borstbeen).
Jodan:: een hoge handpositie. (naar het gezicht)
Jodan tsuki
K
Kata Ashiage: Rechtstaand, een knie omhoog en pols eveneens omhoog (arm horizontaal).
Katatekosatori: aanval waarbij Tori en Uke elkaar vast nemen aan de pols met dezelfde zijde. (bv beide met de rechterhand) = Ai Hanmi katate dori
Kaiten: Openen en draaien.
Kaiten nage: Opendraaiende worp.
Kamiza: Ereplaats in de Dojo; meestal daar waar de foto van O’Sensei op hangt.
Kata: Schouder, type vorm, een kant.
Katame waza: Technieken uitgevoerd d.m.v. een pin.
Katana: Een echt ijzeren, gekromd Samoerai zwaard.
Kata dori: aanval waarbij met een hand de schouder vast genomen wordt.
Katate: een hand.
Katate dori: aanval waarbij met een hand de pols wordt vast genomen. = Afkorting van GyakuHanmi Katate dori.
Katate Ryotetori: aanval waarbij met twee handen de pols wordt vast genomen.
= Morote dori.
Kenshusei: “student who strives for mastery through polishing” in AAA, students comitted to a more intense study of aikido but who cannot afford the fulltime commitment of an uchideshi.
Kiai: De oefening die bestaat uit explosief uitademen van de hara (buik) met geluid, gewoonlijk gebruikt men de kreten ‘Ei’ en ‘Toh’.
Kotegeashi
Kyu: De graad die iemand heeft.
Koho Tento Undo: achterwaartse rolbeweging en heup inzetten bij het rechtkomen.
Koshi: Heup
L
M
Ma-ai: De juiste afstand tussen Tori en Uke.
Mae: van voren.
Mae Ukemi: Voorwaarts rollen.
Mune tsuki: Stoot naar de plexus.
Morote dori: Met twee handen één arm grijpen.
= Katate Ryote Tori
N
Nage: Werpen (Tori werpt uke in bv kaitennage)
(ook wel als alternatief voor Tori gebruikt: Hij die de techniek uitvoert)
Nage waza: werpende technieken.
O
Onegai Shimasu: Laat ons beginnen, we zijn gereed voor de training. Ik ben bereid om van je te leren.
Orenaite: Onbuigbare arm.
P
Q
R
Randori: vrij oefenen; vrije stijl van technieken tegen meerdere aanvallers
Ryote: met twee/beide handen grijpen
Ryote dori: Met twee/beide handen de polsen van de Tori grijpen. = Ryo Katate Tori
S
Sayu undo: zijwaartse snijbeweging (arm omhoog) met zinkende heup.
Sayu Choyaku undo: Sayu undo maar nu met een kruispas uitgevoerd.
Seiza: geknield zittende houding.
Shidoin: Ervaren leraar.
Shihonage
Shizentai: Staande stevige houden met de voeten naast elkaar.
Shomen: Voorkant, ook; voorste gedeelte van de dojo waar de kamiza hangt.
Shomenuchi: Verticale, rechte slag naar het hoofd.
Shomenuchi Ikkyu Undo: Beide armen omhoog en terug naar het centrum (heup).
Shomen ni rei: Groeten naar de Shomen.
Shugyo: Voortdurend oefenen
Soto : buitenom.
Sode dori: Het grijpen de mouw aan de elleboog.
Sudori: Verdwijning (op je knieën onderin duiken bij aanval).
Suwari Waza: Zittende technieken (op je knieen werken).
T
Tai sabaki: Draaiende beweging van het lichaam.
1e tai sabaki: 108° draaien terwijl je je voeten meedraait. Zit in zengo Undo
2e tai sabaki: De achterste voet ruggelings uitdraaien. = Tenkan Undo
3e tai sabaiki: Instappen en de voet die dan vanachter staat ruggelings uitdraaien. = Udefuri Choyaku Undo
Tanto: een houten mes.
Taichi Waza: Rechtstaande technieken. (gewoon rechtstaand werken)
Tenchi: Ten = hemel, chi = aarde => hemel & aarde.
Tekubi furi undo: (heup op en neer schudden om je polsen los te schudden)
Tekubi kosa undo: handen laten samenvallen op heuphoogte
Tekubi joho kosa undo: handen laten samenvallen op hoofdhoogte.
Tenkan: ‘draaiende verandering of wegdraaien (bv door 2e tai sabaki).
Tori: Hij die de techniek uitvoert. (ook wel Nage genoemd)
Tsuki: stoot.
U
Udefuri undo: Heup draaien, hiermee de armen links en rechts rond het lichaam zwierend.
Udefuri Choyaku undo: 3e tai sabaki (stap voorwaarts + stap ruggelings uitdraaiend).
Uke: Hij die de techniek ondergaat.
Ukemi: “ontvangt lichaam”, val breken; de kunst van je balans te herstellen door vallen en rollen.
Undo: Oefening.
Ushiro: achterom gaan.
Ushiro ryokatate dori: Achterom gaan en met beide handen de beide polsen grijpen.
= Ushirotekubitori
Ushirotori undo: aanval langs achteren oefening (armen alsof ze bal vast hebben, dan één arm naar voren strekken, de andere naar achteren.
Ushiro Ukemi: achterwaarts rollen.
Ushiro Tekubitori: Achterom gaan en met beide handen de beide polsen grijpen. = Ushiro ryokatate dori
Ushiro Tekubitori undo: beide polsen voor je hoofd samenbrengen, dan beide polsen naar beneden brengen
Uchi-deshi: inwonend leerling (waarbij je een sterk doorgedreven voltijdse {= ja,… 7 op 7} training doorstaat; Edwin was bv een jaar ushi-deshi bij Toyoda sensei)
V
W
Waza: Technieken. (geen dialect à la “wa zeide?”)
X
Y
Yame: Stop. (Als de leraar ”yame” roept klapt hij meestal ook in zijn handen. Groet dan je partner af en ga zo snel als mogelijk terug aan de kant in de rij zitten).
Yoko: zijde.
Yokomen Uchi: Slag naar de zijkant van het hoofd of nek.
Yudansha: Zij die een dan-graad dragen.
Z
Zanshin: Alertheid; ononderbroken concentratie om alert te blijven zelfs na een worp of klem. Dit om een eventuele nieuwe aanval te kunnen ontvangen.
Za-zen: Meditatie. (men zit bijna zoals in kleermakerszit met een voet op je been = lotushouding).
Zen: Religieuze meditatie voor Boeddhisme. (men zit bijna zoals in kleermakerszit met de voeten tegen elkaar).
Zengo undo: ikkyo undo maar dan naar voren en naar achteren (dus 180° draaien van de heup).